Met je benoeming tot patiënt heb je een afhankelijkheidspositie te aanvaarden. Het is goed om te weten dat je heus nog wel iets van bestaansrecht hebt en je nog steeds het recht hebt om jezelf te redden mits je uitgestippelde routes volgt. Mits je je conformeert aan goed doordachte procedures. Mits je een constante informatieoverdracht toejuicht. Mits je niet zanikt over dat beetje vrijheid dat je hebt ingeleverd. Helemaal jezelf ben je toch al niet meer. Je bent op z’n minst ‘een beetje stuk’. Dus ach, dat je ook op persoonlijkheid wat inlevert is evident. Maak er niet zo’n punt van!
Ik doe dat wel. Ik maak er een punt van dat mijn kwaliteiten om de boel vakkundig te ontregelen even niet worden bejubeld. Dat ik nauwelijks nog ergens gepermitteerd de puber kan uithangen. Hardop uitspreken wat de ander niet durft kan ik bijna nergens meer. Snel schakelend, met een tomeloze energie, processen beïnvloeden lijkt verleden tijd. Want nu ben ik patiënt. Dat maakt ‘mezelf zijn’ niet wenselijk. Laat ik nou een enorme drang hebben om juist dat te zijn nu dat lijf niet van mezelf lijkt.
Als ik niet oppas, dan rol ik mezelf van ergernis richting frustratie, na machteloosheid naar wanhoop en volg ik de route naar een tanende depressie. Die kan ik er niet bij hebben. Mijn natuur wint het toch wanneer ik een telefoontje pleeg naar het WMO- loket van de gemeente…
Na een aanzienlijk aantal minuten in de wacht, wordt de andere kant van de telefoonlijn opgenomen. De naam van de medewerker wordt mij medegedeeld, gevolgd door de vraag waarmee ze me helpen kan. Ik ruil ook mijn naam uit en beantwoord haar gepaste en welkome vraag met: ‘Een pasje voor aangepast vervoer, zodat ik mij van A naar B verplaatsen kan nu ik in een rolstoel zit’.
Het gesprek verloopt als volgt:
“Dus u wilt een melding maken?”
‘Nee. Ik wil een pasje aanvragen voor aangepast vervoer’.
“Mevrouw, u kunt een melding doen.”
‘Eh….waarvan?’
“Ik zal u de procedure uitleggen. U kunt een melding doen. Dan maak ik daar een notitie van. Die notitie wordt samen met andere notities verdeeld over onze consulenten. Binnen 4 tot 6 weken zal de consulent die uw notitie in de eigen caseload heeft gekregen, u terugbellen.”
‘Ok. Als ik u goed begrijp word ik dus binnen twee maanden teruggebeld. Waarvoor?’
“Om een afspraak met u te maken voor een keukentafelgesprek”.
‘En waar is dat gesprek dan voor?’
“Om in kaart te brengen waar uw behoefte ligt en wat er nodig is”.
‘Maar zojuist heb ik toch al mijn behoefte kenbaar gemaakt?’
“Mevrouw dit is de procedure.”
‘En als de consulent mij binnen 6 weken belt, hoe lang duurt het dan tot dat keukentafelgesprek gepland staat?’
“De consulent zal haar best doen om dat binnen 4 tot 6 weken in te plannen”.
‘Dus als ik u goed begrijp kan ik mijn behoefte nogmaals benoemen tijdens een gesprek met een consulent over 12 weken vanaf nu?’
“Nou, dat klinkt wel heel negatief mevrouw. Wilt u nu dat ik een melding maak of niet?”
Ik stel nog voor een pasfoto te mailen, zodat het pasje direct kan worden gemaakt en naar me kan worden opgestuurd. Ik geef aan bewijslast van het ziekenhuis en de revalidatiekliniek toe te willen voegen, zodat de boel waterdicht kan worden afgehecht, ingedekt en geadministreerd. De angst om van de procedure af te wijken wint het van de logica. Ik doe geen melding. Ik ga de komende dagdelen wat vaker bellen. Even lekker mezelf zijn.
Tip: Leg jouw ondersteuningsbehoefte maar alvast neer bij je gemeente. Tegen de tijd dat je als patiënt voorzichtig de rol van inwoner gaat oppakken staat dan in ieder geval dat keukentafelgesprek gepland. Dankzij jouw gemeente kun je prettig zelfredzaam zijn en zalig participeren.
8 oktober 2020 (fragment uit het boek ‘Maak je vooral geen zorgen’)